Verhalen
Interview Bevrijding 16 april 1945
Mevrouw Dijs
Zij komt uit Wekerom, is in 1918 geboren en dus al 97 jaar. Haar man kwam uit Ede. Het paar trouwde op 8 mei 1940 en ging wonen op Dorpsstraat 76. De heer Dijs had een werkplaats waar hij lederen riemen en tuigen vervaardigde. Mevrouw Dijs had een winkeltje met tassen en andere lederwaren, hetgeen tijdens de oorlog stil kwam te liggen. In 1943 werd hun eerste dochter geboren en in 1944 hun tweede. De door Theo gemaakte lederwaren werden vaak geruild voor etenswaren, die steeds schaarser werden. Toen buurman van de Berkt eens bij de familie Dijs aankwam en zag dat zij brood met jam aten, was zijn reactie: “Wij eten alleen brood op brood.”
Op een dag kwam Theo langs de Wormshoef en werd door de Duitsers aangehouden. Men vroeg naar de inhoud van zijn tas. Nadat hij had meegedeeld dat er melk in zat, moest hij mee naar binnen komen en zijn identiteitsbewijs laten zien. Toen de officier de naam Dijs las, was het raak! Volgens hem had Theo geweigerd zijn auto te repareren. Waarop Theo hem duidelijk maakte dat hij zich vergiste en dat het om zijn buurman ging die ook Deys heette, maar dan anders geschreven. Weer thuisgekomen zei Theo opgelucht: “Eefje, wat ben ik blij dat ik weer thuis ben!”
Op 16 april 1945 arriveerden de Canadezen op de Goudsberg. Toen haar man Theo dit hoorde, ging hij direct kijken. Ondanks het feit dat Eefje dit veel te gevaarlijk vond. Bij thuiskomst was Theo zo blij dat Eefje uitriep: “Het lijkt wel of je de honderdduizend gewonnen hebt!” Waarop hij antwoordde: “Nee, ik heb een pakje sigaretten gekregen.”
In het dorp werd, ter ere van de bevrijders, een grote boog gebouwd. Ook bij Theo en Eefje in huis werden Canadezen ondergebracht. Eén van hen, hij heette Bill, was op een avond tijdens een feestje iets te ver doorgezakt en durfde niet bij thuiskomst niet aan te bellen. Hij is toen maar onder de boog gaan liggen. De volgende morgen bleek hij onder de hei te zitten, waarmee de boog versierd was.
Er kwamen ook nog Engelsen in huis, waarvan er één kok bleek te zijn. De keuken was bij de familie van de Berkt naast de garage. Als Theo en Eefje ’s morgens wakker werden, was de tafel al gedekt met allerlei lekkers. Volgens Eefje kregen de kippen, die naast die keuken liepen, zóveel afval dat ze veel te dik werden en van de leg raakten. De bevrijders bleven nog tot september. Bij hun vertrek werd een tweedaags feest gehouden. Daarna ging ieder weer gewoon z’n gang en opende Eefje ook haar winkeltje weer. Nog elke keer als Eefje de trap op gaat, ziet zij de grote foto met de tank hangen, waar Theo met de kinderen en nog anderen op zit. Zelf staat zij er met een vriendin bij. Ondanks het feit dat het al zo lang geleden is, kan Eefje het nog zo uittekenen en ziet zij alles zo weer voor zich.
Interview Bevrijding 16 april 1945
Lied Stormbroek
De bevrijding was voor Gerrit Boonzaaijer zo dichtbij… Hij werd geboren op 8 februari 1863 en trouwde met Hendrika Koudijs, geboren op 12 januari 1881. Zij werd tante Heintje genoemd. Het paar woonde op Dorpsstraat nummer 66. Gerrit werkte bij de Boerenbond en tante Heintje had een klein winkeltje aan huis. In de oorlog nam Gerrit ook deel aan het verzet en behoorde bij de groep van Lunteren.
Op de hoek van de Klomperweg en de Achterstraat had hij een moestuin waar hij ook kippen hield. Daar stonden twee schuurtjes, een rommelhok en een kippenhok tegen de heg. In dat kippenhok kon de vloer worden weggedraaid, waaronder zich een schuilkelder bevond, waarin wapens en andere verboden zaken werden bewaard. Tante Heintje had totaal geen weet van deze praktijken, want als Gerrit naar de tuin ging zei hij steevast: “Ik ga de kippen voeren.” Wel vond ze dat hij soms erg lang wegbleef…
Gerrit was van plan om na de bevrijding op de plek van zijn tuin een dubbel huis te bouwen waarin hij en z’n vrouw samen met de familie Stormbroek zouden gaan wonen. Op 8 maart 1945 ontving de verzetsgroep van Lunteren het bericht dat er een dropping zou plaats vinden, maar deze werd verraden. Veel mensen werden als gevolg hiervan door de Duitsers opgepakt en verhoord. Toen ook Gerrits naam genoemd werd, haalden de Duitsers hem op, waarna hij naar de Wormshoef werd gebracht. Vervolgens belandde hij in kamp Amersfoort, waar hij werd verhoord en gemarteld. Op 20 maart werd hij in Amersfoort op de Appelweg voor een tuinmuur gefusilleerd.
Ooggetuige Mevrouw van de Veer was op dat moment op weg naar het distributiekantoor en werd vlakbij de bewuste muur door Duitse soldaten tegengehouden. Zij zag dat een aantal mannen om de beurt werden neergeschoten en daarna langzaam in elkaar zakten. Zij weet nog dat de derde van links een bijbeltje in zijn handen had en vraagt zich af wat die jongen zal hebben gedacht. De gebeurtenis maakte op haar zoveel indruk dat zij daarna twee weken niet heeft kunnen werken.
Op 16 april kwam ook voor tante Heintje de bevrijding, maar het was wel bitter nu zij er alleen voor stond. Zij is altijd in de Dorpsstraat blijven wonen. Met het winkeltje aan huis is zij later wel gestopt. Helaas mocht Gerrit de bevrijding, waar hij zich zo voor had ingezet, niet meer meemaken.
Interview Bevrijding 16 april 1945
Herman van de Kaa
Herman van de Kaa werd in geboren in 1926. Zijn wieg stond in de Wilbrinkstraat. In 1933 verhuisde het gezin van de Kaa naar de Dorpsstraat in de Polle. Later vestigde Herman daar zijn schildersbedrijf en winkel. Toen, tijdens de oorlog, hun huis door de Duitsers werd gevorderd, verhuisde het gezin naar de overkant van de weg.
Omdat Herman in het verzet zat en moest onderduiken, bleef hij voortdurend verkassen. Op een dag, tijdens het houtzagen bij de familie Hooijer aan de Hessenweg, zag hij twee landwachten langskomen die zich plotseling omdraaiden. Herman bedacht zich geen moment, zette het op een lopen en verstopte zich in een houtwal. De landwachten riepen versterking op, maar vonden hem gelukkig niet. Na deze gebeurtenis moest Herman direct weer een ander onderkomen zoeken.
Hij kwam bij een boer, maar kon daar ook niet blijven. De boer had namelijk een evacué in huis die hij niet vertrouwde. Op de hooizolder kreeg Herman die avond wel wat te eten en hij mocht er ook een nachtje blijven slapen. De volgende ochtend bracht de boer hem naar de Kade aan de Oude Rijksweg. En zo werd Herman dus een voortvluchtig iemand. Verder was het overigens heel rustig in het dorp en gebeurde er niet zoveel. Wel overheerste het gevoel dat je onder druk stond en werd het voedsel steeds schaarser. Bij een van de boeren, waar Herman werd ondergebracht, kwam eens een man om aardappels vragen. De boer beweerde dat hij niets had, terwijl zijn zolder ermee vol lag. Een mede-onderduiker, die dit hoorde, zei tegen de man: ”Kom vanavond maar terug, dan zorg ik voor aardappels.” Samen met Herman ging hij naar de zolder om een zak met aardappels te vullen. Ze moesten wel opletten dat de aardappels niet gingen rollen, want dat zou teveel lawaai maken. “We noemden dat geen stelen, maar helpen”, zegt Herman.
Toen de Canadezen vanaf de Hessenweg naar Lunteren kwamen, werd er op de hoek van de Meulunterseweg en de Dorpsstraat nog geschoten op een vrachtauto, die daarna in brand vloog. Vervolgens reden de tanks het dorp binnen en stelden zich bij de familie Engelen strategisch op: één richting Ede, één richting Barneveld en één richting de Postweg. Lunteren was op dat moment nog bezet gebied. Gedurende de dagen daarna werd het steeds drukker in het dorp en uiteindelijk werd de komst van de Canadezen uitbundig gevierd.
Herman vertelt dat het tijdens de oorlog op bepaalde momenten heel spannend was, maar dat hij eigenlijk maar één keer echte angst heeft gevoeld. Dat was toen hij bij een boer tussen de koeien lag te slapen. Het was aardedonker en plotseling voelde het alsof het begon te tochten. Toen hij heel voorzichtig om zich heen tastte, voelde hij…. de huid van een koe. Die koe was vlak naast hem gaan liggen met de bek naar hem toe en dat was een heel angstig gevoel!
Herman kan veel vertellen over de oorlog, maar het gevoel van spanning en angst kan hij niet overbrengen en dat is maar goed ook. De pijn van een ander kunnen we niet voelen. Het is een tijd die we niet moeten en niet mogen vergeten. Herdenken kan zowel op 16 april als op 5 mei. Herman heeft al veel over zijn ervaringen verteld en hoopt dat nog vaak te kunnen en te mogen doen.
Interview Bevrijding 16 april 1945
Familie Engelen
Het gezin Engelen bestond uit: vader, moeder, drie zonen en een dochter. Ze woonden midden in het dorp, op de hoek waar nu het Nieuwe Erf is, in een woonhuis met een grote koeienstal. Zoon Wouter was geboren in 1926 en toen de oorlog begon dus al 14 jaar. Wouter had een Ausweiss, omdat hij zijn vader op de boerderij moest helpen. Toen er Duitsers bij hen werden ingekwartierd, ging het gezin in het achterhuis wonen. Op de boerderij waren drie paarden, waarvan er twee werden gevorderd. Tegen het einde van de oorlog werd het enige paard dat ze nog bezaten verstopt. Toen in april 1945 het paard alsnog werd opgeëist, probeerde vader er nog onderuit te komen. Helaas was de verstopplek verraden en op 12 april moest Wouter zich melden met paard en wagen. De wagen werd volgeladen en er werd een kanon achter gehangen. Samen met twee anderen moest Wouter alles naar de IJssel vervoeren. Maar vader gaf hem de opdracht: “Wat er ook gebeurt, je brengt het paard weer mee terug!”
Toen op 16 april de Canadezen op de Goudsberg stonden, ging Wouter daar natuurlijk ook naartoe. Bij thuiskomst liet hij zijn vader trots de sigaretten en chocoladerepen zien, die hij had gekregen. Maar vader raadde hem aan om alles direct te verstoppen, want de Duitsers zaten nog in huis! Tegen het eind van de middag kwamen de Canadezen het dorp in en waren de Duitsers vertrokken. De dagen daarna was het groot feest en een drukte van belang in de Pollen. Dorpelingen dansten samen met de bevrijders op straat en klommen boven op de tanks om foto’s met hen te maken. Ook bij de familie Engelen werden Canadese soldaten ondergebracht. Naast de boerderij was de meubelzaak van Vis, waar de toonzaal op de bovenverdieping leeg stond. Daar werden heel wat feestjes en dansavonden gehouden. Wouter vertelt dat daar soms zoveel mensen waren, dat de muren barsten vertoonden en de ijzeren balken doorbogen! Ook vertelt hij dat er op de hooizolder boven de koeienstal en zendpost was, waar menig Canadees een dame uit het dorp mee naartoe probeerde te lokken. Van het verzenden van berichten kwam dan niet veel terecht…
Na alle feestelijkheden pakten de mensen al gauw het werk weer op, want er moest brood op de plank komen. Bij hun vertrek in september werden de Canadese en Engelse bevrijders toegesproken en bedankt bij Hotel de Veluwe, waar nu de Rabobank is. Ook toen werd er weer twee dagen feest gevierd midden in het dorp. Er waren kinderspelen en allerlei andere activiteiten.
Het is duidelijk dat de oorlogsjaren en alles wat er toen is gebeurd veel indruk hebben gemaakt op Wouter Engelen. Tijdens het gesprek is op bepaalde momenten de spanning van zijn gezicht te lezen. Maar bij de leuke gebeurtenissen komt er ook een ondeugende glimlach tevoorschijn. “Als je eraan terugdenkt, zie je alles zo weer voor je. Het blijft een stuk van je leven”.
Interview Bevrijding 16 april 1945
Janny Hendriksen
Op 4 april 1931 werd Janny Hendriksen, toen nog Janny Jansen, op de Hoge Valkseweg in De Valk geboren. Ze was net 14 jaar toen de bevrijding op 16 april 1945 plaatsvond. Tijdens de oorlogsjaren woonde het gezin op de Meulunterseweg.
Haar vader werkte tijdens de oorlog bij de ‘Boerenbond’ in De Valk. Hij sloop ’s nachts vaak door de weilanden naar zijn werk om daar meel te malen, wat verboden was door de Duitsers. Haar moeder was dan zo bang dat er iets zou gebeuren.
Naast het eigen gezin verbleven er drie evacués uit Arnhem bij hen. Waaronder een jongetje van 4 jaar.
Aan het einde van de oorlog was er vlak naast hun huis in een bosje een soort kamp gevestigd waar Duisters zaten. Zo kwam er een aantal dagen voor de bevrijding van Lunteren een Duitser uit dat kamp met een vrachtauto onze oprit oprijden en zette deze onder de perenboom. Na een paar nachten bij hen in de achterkamer te hebben geslapen, met het geweer naast zich, werd hij geroepen te gaan vechten in Otterlo. Hij was zo zenuwachtig en bang om te gaan, dat de tranen hem over de wangen rolden bij zijn vertrek.
“Ik en mijn vader en moeder huilden mee, ook al was het onze grote vijand, een ‘Mof’.
Het was zo bijzonder!”
Al snel daarna op 16 april werd Lunteren bevrijd. Omdat zoveel Canadese tanks over de Meulunterseweg reden was de weg heel slecht geworden. De dagen erna vestigde zich een Canadees tentenkamp in een weiland tegenover het huis van de familie Jansen en kwamen er vanzelfsprekend Canadezen bij haar thuis over de vloer. Zij vonden Janny een hele leuke meid en zelfs van één soldaat kreeg ze een blikken trommeltje waarin eerder de kogels werden bewaard. “Ik heb daarin ongeveer 70 jaar de schoenpoets en schoenborstel in bewaard.” Ook moest ze met hen op de foto. Een andere Canadese soldaat, Andy Anderson, was gelegerd op de Goudsberg en kwam iedere dag bij hen thuis. Hij sprak dan met een oom van Janny die ook Engels had leren spreken. Drie weken later toen de Nationale bevrijding op 5 mei werd getekend, moest de soldaat weer verder trekken.
“Wij waren zó blij en dankbaar dat de bevrijding er nu was, dat ik achter het orgel ging zitten en het gezang ‘Dank, dank nu alle God met blijde feestgezangen’ speelde. Waarbij mijn vader en moeder en ik tranen in de ogen kregen.